Raoul De Keyser, oeuvre, SMAK Gent
Van doeken en woorden
Over "Oeuvre", Raoul De Keyser, SMAK Gent, 21/9 > 27/1/2018
In de wijde stilte van de nacht
Legt hij zijn akkoorden fluisterzacht
Hij zingt omdat i het niet zeggen kan
(Henny Vrienten)
Zondag, na een veel te gulzige maaltijd in de Colmar, ben ik met het hele huishouden naar Raoul De Keyser gaan zien. In de entree wachtte een leuk geklede vrouwelijke gids een groep vrouwen van middelbare leeftijd op. Het kon een KVLV-kransje zijn, maar het leken me bij nader inzien eerder Unizo- of Markantdames, te oordelen aan hun sacochen, schoenen en monturen. Noem het gerust vilein van me, maar ik dacht meteen: "Arm mens, wat vertel je hen straks over al die werken? Hoe verdrijf je de reddeloosheid uit de ogen van vrouwen, hierheen gelokt door Knack of Feeling Wonen? Hoe los je hun verwachting van een leerrijke zondag in, met zo weinig stof om handen? Welke bijsluiters verzin je bij de doeken van Raoul?"
Flarden van haar betoog waaiden me toe en toegegeven; de gids redde het nog aardig in die eerste zaal met het oudste werk. Dat je de ontbeende wolken en tenten die schematisch, maar misschien wel herkenbaar blijven, even goed gewoon als kleuren en lijnen kan lezen, dat kreeg ze nog vlot verkocht. Dat die zelfde voorstellingen iets later van het tableau verhuisden naar canvas dat als balk in de ruimte staat, dat kon ze zelfs uitspelen als onthulling. Die pointe hadden enkele van de dames niet eens opgemerkt, wat verlossende kreetjes ontlokte en het groepje wakker hield. Maar dat die ruimtelijke objecten van de weeromstuit ook nog eens terugkeren als afbeelding op alweer andere platte doeken, en zo een dubbelzinnig spel ontlokken, dat leek ineens een brug te ver...
De moedige gids was amper een kwartier verdiept in haar verhaal als drie dames zich al hadden losgeweekt uit de roedel en moe gehoord en suf gedacht rondzwierven, met de ogen op het mobieltje en de goesting al bij de taart van straks. Zaal twee, drie en vier hadden ze dan nog voor de boeg...Ik kreeg milde compassie.
Nee, het is niet gemakkelijk om woorden te kleven op het schilderen van De Keyser. De tuinslangen, kousen en krijtlijnen van zijn vroege werk ontspinnen geen verhaal en ze lenen zich niet tot anekdotiek. Hun verschijning is bovendien zo sober en mager dat je ook over toets of palet geen boompje kunt opzetten. Hun helderheid zet je met de mond vol tanden. Pas later, in de jaren tachtig, sloop ook aarzeling in zijn oeuvre. De krijtlijnen werden weifelend en smoezelig, de verfhuid complexer. Maar dan nog; wat zegt een mens daarover? Wat kan je meer dan die hele rijkdom savoureren of met verstomming gapen naar de onuitputtelijke verschijningsvormen van verf en terpentijn. Welk woord vat het knetterende contrast van oranje en een uitdijend vlakje appelblauwzeegroen? O ja, voor wie per sé iets wil vertellen is er altijd nog de redplank van de kunsthistorie; termen als Colorfield of Abstract Expressionisme. Maar Raoul zou Raoul niet zijn als hij die verengde ingang tot zijn werk niet schalks had dichtgesmeerd met een welgemikte kwinkslag. Wat doe je met de zelfrelativering op een doek als "Baron in Al Held-veld". Al Held, die held van het Amerikaanse naoorlogse schilderen, zo mooi in zijn hemd gezet door een titel en het kinderlijk geschilderd hondje van Raoul. Als wou hij ons bij de neus nemen, of duidelijk maken dat dure referenties er bij hem geen lor toe doen. Nee, ook met zulk connaisseursjargon moet je bij deze meester niet aandraven. Hij haalt je zo onderuit.
Als je al iets wil vertellen over al die rijke magerte, dat het banale vormelijke overstijgt, dan moet je het donkere domein van de veronderstelling in. En dan plant je best genoeg vraagtekens of zinnen als "zou kunnen verwijzen naar" rond je beweringen, om ze een beetje overeind te houden. De zaaltekstschrijver van het SMAK, die overigens puik werk leverde, riskeert zich aan een gekende autobiografische piste. Dina, Raouls' vrouw, stierf veel te vroeg. Takken van de apenverdriet naast zijn atelier en de onpeilbare troebelheid van het Leiewater dat hij kende van kanotochten, zouden zinnebeelden zijn van een stil gedragen verdriet. Ik geloof het graag. Wie de figuur De Keyser gekend heeft, weet dat in het vocht van zijn blik veel melancholie dreef. Op ontboezemingen daarover liet hij zich evenwel niet gauw betrappen. Landschappen? Je moest de man al weten wonen, zijn dagelijkse wandel wat gekend hebben, om geamuseerd enkele referenties te zien. De Leiebocht van Vosselare Put bijvoorbeeld, met de twee pontons, of wat zon door het lover van Astene Dreef. Wie wil zoeken, vindt herkenbaars. Het is vergeefs zoeken naar mensen. In de obligate video op het eind van het parcours geeft de meester zelf iets moois prijs. Een poging om een racer neer te zetten, die met zijn bolide over het parcours scheurt, beviel hem niet. Uit het zwart-witte tafereel sneed hij twee abstracte hoekjes, één met wat onbestemde spatten en één met een wazige lijn. Hij vond dat ze veel beter de essentie van racen verbeelden dan de racer zelf, die uitblonk in overbodigheid.
Misschien slaagde iemand als Roland Jooris er nog het best in om woorden te hechten aan de schilderijen van Raoul. Een 'dichter'; iemand die de dingen verdicht, letterlijk dan. Want dat is ook wat De Keyser doet met verf: betekenis, betekenende en de schilderstaal dichter bij elkaar brengen; smeden tot ze onlosmakelijk zijn. Klinknagels slaan in de werkelijkheid. In een sterk gedicht vallen wat gezegd wordt, hoe het er staat en hoe het klinkt samen. Op een doek van De Keyser evenzeer. Daarom rest ook zo weinig zin om te zeggen wat er staat, hoe het er staat of hoe het is opgebouwd. De ene component is irrelevant zonder de andere. Met ingrediënten uit de omgeving ontstond een nieuwe visuele logica.
Ik durf te wedden dat je als doofstomme meer snapt van dit oeuvre, omdat je het pure kijken dan wellicht intenser beleeft. Vergelijk het gerust met een blinde, die aan het bruisen van een frisdrank kan oordelen of het spuitwater of Fanta is. Dezelfde finesses schuilen in alles wat zich visueel aandient. En het zijn die subtiliteiten in kleur en verfhuid, die sensuele impulsen waar woorden noch klanken voor bestaan, die een schilder als De Keyzer als geen ander beheerst. Het gaat over het groen van een weide versus het groen van lover in oktober, over het wit van de kalklijn versus het wit van de cornervlag, over de vettigheid van een streep olieverf versus de schraalte van acryl, over de zilverglans van potlood versus de scherpte van inkt, over de uiteinden van een tak apenverdriet en de manier waarop die nooit helder afgesneden zijn van de omringende lucht. Daarin schuilt een onbenoembare poëzie van alledag, die hij weet te vangen in verf.
En dan is er nog het schilderen als proces; die merkwaardige, wat zotte handeling, waar al even moeilijk taal voor te vinden is. Hoe leg je aan iemand die nooit een kwast vastnam uit wat het betekent om een lijn te trekken, een vlak in te vullen, om überhaupt te beginnen op een leeg blad? Je kan pas snappen hoe moeilijk dat is als je het Raoul zelf zag doen, vertederend breekbaar, met een doosje waterverf aan de keukentafel. Als je hem hoorde beweren dat de ene beslissing moet volgen uit de vorige, dat de verf hem daarbij leidt als een soms onvoorspelbare danspartner. Hoe je de dingen dan moet laten gebeuren en hoe de gebeurtenissen op zo'n blad of doek hun eigen wetmatigheden, volgorde en tijd kennen. Hoe dat veel weg heeft van een voetbalmatch. Een parttime sportcorrespondent kan het weten. Er zijn zekerheden: de vaardigheden van de spelers, het tactisch inzicht van de trainer. Maar er zijn ook de momentane inzinkingen van een flank, de splijtende counters, de vooringenomenheid van een scheids, de staat van het veld of de muizenissen van een keeper, die alles kunnen doen kantelen. Is het die labiliteit die ik aflees uit de rode en groene stippen op een doek uit de serie "Play it again"? Kunnen het mogelijke posities van een fase of een ploeg zijn, op een gegeven moment, met de potentie van drie of vier spelopties die eruit voortvloeien? En gaat dat dan ook over het schilderij?
Dit ben ik vrijwel zeker: bovenal is dit oeuvre, waar je hier zo'n mooie en gulle greep uit krijgt, een ode aan de mogelijkheid en de twijfel, een remedie tegen de o zo valse certitude die we in deze wereld menen te herkennen en heiligen.
Frederik Van Laere, 17 oktober 2018