Mario De Brabandere, V F D B, Raveelmuseum, Machelen, 28/10/18 > 24/2/19

31-10-2018

Over de solo van Mario De Brabandere, Raveelmuseum, Machelen, 28/10/18 > 24/2/19  

Tijdens het opgroeien is er een tijdstip waarop je smaak omslaat. Er is een moment waarop je gestoofd witloof ineens niet langer bittere prut vind, maar een karaktervolle garnituur.

Zo gaat het ook met kijken. Er is de "aap, noot en mies" van het plaatjesalfabet op school en er zijn de veilige, met bestaansredenen omklede vormen van alledag. Er is het aangeleerd 'mooie' van al wat glimt, fonkelt of aan geijkte schoonheid gelijkend is. Velen ontgroeien die gemeenplaatsen nooit.

Maar het kan dat je als kind al gegrepen word door de brutale aanschijn van een naakte, daarom niet uitgesproken mooie, maar vanzelfsprekende vorm. En ik bedoel dan in de meest letterlijke zin 'vanzelf' spreken: de vorm is niet mooi zoals je dat voordien kende. Hij stemt niet overeen met een categorie, hij heeft noch de vertrouwde zoetigheid van betekenis, noch de hapklare verteerbaarheid van nut. En toch fascineert hij. Ik herinner me zulk een openbaring heel goed uit m'n kleinte. Moeder was naaister. Op landerige vakantiedagen gaapte ik graag naar haar voorbereidende handelingen bij het kleermaken. Op een vouwblad uit de 'Burda' stonden de onderdelen van misschien zestien kledingstukken over elkaar gedrukt. Het was een ingewikkeld palimpsest waaruit zij feilloos de juiste stippellijn ontcijferde voor de kokkerrok van haar keuze. De onderdelen raderde ze dan met behulp van een speciaal daarvoor vervaardigd prikwieltje door op een krakend beige patroonpapier. Voor mijn ogen lagen zijpanden, heupstukken of taillebanden in een volslagen willekeurig en nietszeggend verband. Het waren de mallen waarmee ze een eerste voorzichtige gooi deed naar de uiteindelijke pasvorm, vooraleer ze met een schaar het dure textiel te lijf ging. Moeder kende de code en de volgorde waarin ze aan elkaar dienden gestikt. Ik niet. De eigenaardige schoonheid van zo'n strook boeide me mateloos. Het waren vormen met een ingetoomde grilligheid. Trage ellipsen, curves en rechte stukken gingen in elkaar over met een vreemde harmonie. Alle eigenschappen deden vermoeden dat er een plan was waarin ze pasten, een rustgevende logica. Toch vertelde elke strook afzonderlijk niets wezenlijks.

Ik vind dat soort vormen terug in het werk van Mario De Brabandere. Ze werden aangezet in potlood, houtskool of verf, of uitgespaard en weggeknipt uit grotere gehelen. Het materiaal waarmee ze zijn weergegeven is niet altijd overal even dekkend of netjes. Lijnen zijn bijzonder trefzeker maar tonen meestal wel ergens een kleine aarzel of hapering. Kleuren zijn verschoten of tertiair, soms lijken ze aangelengd met gesmolten lood. Dragers hebben de patine van geschiedenis: vergeeld papier, lichtjes smoezelig doek, het middenpaneel van een kastdeur. Alles heeft een tactiele zachtheid van ambacht, die me fel doet terugdenken aan het kleermakerskrijt of het gekreukte patroonpapier van moeder.

Zeker, er is een weg afgelegd vooraleer Mario louter abstracte vormen op ons losliet. Een weg langs de vertrouwde perken van genres: het stilleven is er zo één. En daar krijgen we er in het Raveelmuseum een pak van gepresenteerd. Maar van meet af aan, ook in het iets oudere werk, waar kannen en vazen eindeloos ontleed werden, was er die onpeilbare fascinatie voor de niets en alles zeggende contour van de dingen, voor het pad dat hen afzondert van de omringende rest. In die fascinatie doet het er Mario niet toe of vormen aan ons verschijnen als neerslag, als symbool, als pictogram of als plastische nabootsing van wat je ziet, compleet met een schaduw die een plaats in de ruimte bepaalt. Nee, vormen krijgen een op zichzelf staande allure, een présence die losgeweekt lijkt van betekenis of wereld.

Wanneer hij gekende, eenvoudige silhouetten van dingen combineert in één context, krijgen zijn werken iets dat vaak heel fout gelezen wordt als onbeholpen of naïef. Schilders als Jean Brusselmans of Armand Vanderlick hebben ook wel eens last van die perceptie. Het is een valse naïviteit, neen; een misleidende - of beter nog; een ongewilde - de resultante van een zeer vergeestelijkte omgang met vormentaal in een "leesbaar" tafereel. Mario De Brabandere is allerminst het type dat graag doceert bij eigen werk, maar hij bekende ooit een zwak voor figuren uit het voorportaal van de Renaissance: Fra Angelico, Massaccio of Giotto. Die zaten op een scharnier tussen oosters-byzantijnse, mystieke schema's en de intrede van westerse, nuchtere waarneming. Daar, in dat interessante gat, tussen die twee stoelen, waar tastend getwijfeld wordt tussen Plato en Aristoteles, daar opereert Mario De Brabandere. Van heel alledaagse dingen confronteert hij de brutale, werkelijke verschijningsvorm met een canonieke versie. Is het een titel, Objecten voor een Laatste Avondmaal, die me ineens aan een term als 'graal' doet denken? Wat er ook van zij, die vergeestelijkte zoektocht naar een ultieme contour staat in schril contrast met de bescheidenheid, het vergankelijke, zelfs het schamele van het materiaal dat hij voor die queeste gebruikt. Ik herinner me hoe Mario in een interview ooit corrigeerde: dat hij geen mooie vormen zoekt, maar goeie. Er moet iets van een griek in hem schuilen, dat schoon en goed zo samengaan. En dat geeft prachtige, haast monumentale vonken. Dat weet Mario. En wie al die onwaarschijnlijke eerlijkheid en kwetsbare harmonie in zulk een weelde bijeen ziet, daar op dat verdiep boven Raveel, zou hem er haast van verdenken dat hij dat cultiveert, uitlokt. Ben ik misschien wantrouwig van aard? Ik heb gezocht naar een systeem, een truc, een vast recept voor al die charme. Vergeefs - ik vond die uiteindelijk niet. Niet in de satijnglans van vlakken potloodgrijs, niet in de ongezien trefzekere cirkels van één penseelstreek breed, niet in de open- en dichtgevouwen gerecupereerde vellen, niet in het vergaren van houtskoolstof in de vouwen, niet in de aandoenlijke reparaties van het papier, niet in de weggewassen penseelstreek, niet in de vijftig soorten grijs en wit, zelfs niet in de sleet van de hergebruikte lijstjes. Ik ben ontwapend. Het leek er allemaal heel oprecht, welgemikt en om de juiste redenen samen te vallen. Ik ging de trap af en bedacht ineens dat voor één keer zelfs de moeilijke, ietwat benepen ruimtes in die museumvleugel, met hun beetje antiquarisch karakter, kloppen met wat er getoond wordt. Tijdens de tocht over het kerkhofje van Machelen naar mijn wagen kregen ook de stille, discrete, maar zeer voelbare verwijzingen naar zijn overleden vader in tal van titels een plaats. Zelfs de tere zon buiten klopte met eind oktober. Mooie middag...

Frederik Van Laere, 31 okt. 2018

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin